8 maart 2022
Geplaatst door Maartje

“Wanneer de sluwe wolf het onschuldig lam niet spaart, zal hij ook u, o vijand niet sparen. Verwijder u dus van deze muur.” De onheilspellende tekst werd enkele eeuwen geleden door Utrechters bij het bolwerk Wolvenburg in steen gehouwen. De vertaling door Ridderschap, een historisch blog over de omgeving, geeft een kijkje in het leven van de voormalige bewoners van het Wolvenplein. Waarom is het plein eigenlijk naar de wolf vernoemd?

Utrecht begon in 1122 met het bouwen van een eigen stadsmuur. 900 jaar geleden kreeg Utrecht haar stadsrechten en daar hoorde verdediging bij. Inwoners van Utrecht kregen zelf de verantwoordelijkheid voor het bewaken van hun stadsie; om beurten hielden ze wacht op de muur, of controleerden ze de straten van de stad. Verspreid over de lengte van de stadsmuur kwamen torens te staan. Die werden door de wachters gebruikt om een dutje in te doen, maar ook om wapens en kruit in op te slaan.

In de zestiende eeuw kwam daar een aantal torens aan de noordoostkant van de stad bij, waaronder Toren de Hond, Toren de Vos en Toren de Wolf. De Wolf breidde zich na het vertrek van Karel V uit met een stevig militair bolwerk. Echt nodig was dat niet, want voor de 300 jaar die Wolvenburg nog voor de stadsverdediging werd gebruikt, bleef het vijandelijk vuur min of meer uit. Bolwerk Wolvenburg is nog steeds te vinden aan het Wolvenplein. In de loop der jaren hebben mensen, bedrijven en instellingen van allerlei soorten en maten tussen de dikke stenen muren geleefd.

Het bolwerk is opnieuw bezig met een transformatie. Bewonersvereniging De Witte Wolf en gebiedsontwikkelaar AM sloegen de handen ineen om deze plek nieuw leven in te blazen. De plannen voor het Wolvenplein zijn een mix van wonen, waaronder in het sociaal en middensegment, werken, horeca, hotel en buurtruimtes. Ook komen er volgens de visie een openbare wandelroute langs de Singel met een brug, een openbaar park aan de voorzijde en diverse toegankelijke binnentuinen. De werkzaamheden moeten in 2025 klaar zijn.

Bron: DUIC